Begin jaren 70 verhuisde mijn grootouders, Hugo en Maria, uit Utrecht naar Ede om een winkel te beginnen bovenaan de Arnhemseweg; daar was een wijk gebouwd met enkele honderden woningen. De bedoeling was er een supermarkt te beginnen. Mijn Vader besloot zijn baan bij de Opel dealer in Utrecht op te zeggen en mee te verhuizen om in het bedrijf mee te werken. Samen met zijn ouders en broers betrokken ze een woning in de nieuwbouwwijk Veldhuizen aan de westkant van Ede. Kort daarna werd de winkel op de berg aan de Arnhemseweg feestelijk geopend. Om de eerste klanten te trekken is bij de opening voor bij elke 25 gulden aan boodschappen een diepvrieskip cadeau gegeven. Het liep de eerste 2 dagen storm. Daarna niet meer. Al snel bleek dat het marktonderzoek naar de potentiële klanten niet erg zorgvuldig was uitgevoerd. Binnen een half jaar was ondanks het uitgebreide assortiment en de goede service duidelijk, dat de toekomst er niet goed uitzag. Het veelbelovende avontuur heeft, tot groot verdriet van mijn grootvader en zijn gezin, uiteindelijk maar zeven maanden geduurd. Na het faillissement is de winkel verkocht aan een keten die er een goedkope supermarkt met bodemprijzen van maakte. Uiteindelijk is die ook verdwenen. Tegenwoordig huist het winkelcentrum een zorgwinkel, een Centrum voor Fysiotherapie en zit er een Snackbar. Het is bijna 40 jaar later als ik over deze geschiedenis lees in het boek dat een oom van me schrijft over onze familiegeschiedenis. Zo kom ik meer te weten over mijn grootvader en het gezin van mijn vader.

Mijn Grootvader moest na het teleurstellende avontuur nieuw werk vinden. Dat lukte via een bevriende relatie bij de Vereniging van Nederlandse Reformhuizen, de handel in reformartikelen die toen in Ede langs de spoorlijn gevestigd was. Daar kon hij tegen een klein salaris als magazijn bediende aan de slag. Enkele jaren later vondt hij een betere betrekking bij het Brug Groothandelscentrum, een van de eerste zelfbedieningsketens voor ondernemers. Daar kreeg hij de afdeling met voedingsmiddelen en kruidenierswaren onder zijn hoede. Hij was een van de weinige medewerkers met productkennis. Een van zijn jonge medewerkers zou enkele jaren later zijn schoondochter en mijn moeder worden. Mijn vader, die toch in militaire dienst moest, ging als kortverbandvrijwilliger naar de Koningklijke Luchtmacht en werd daar vliegveiligheidsspecialist. Enkele jaren later koos hij ervoor om als beroepsmilitair te blijven, wat mogelijk was als hij voor enkele jaren voor de luchtmacht in Duitsland ging werken. Voor vertrek trouwden mijn vader en moeder, kort daarna vertrokken ze naar Stolzenau aan de Weser.

Het Duitse dorpje, omringd door land en akkerbouwgebied, zou pas in 1992 met lede ogen toe zien hoe de laatste honderden Nederlandse militairen van de luchtmachtbasis vertrekken. Bijna éénderde van de bijna 9 000 inwoners van Stolzenau was Nederlands. Het sluiten van de vliegbasis na 29 jaar betekende een forse ontwrichting van het sociale en economische leven in het nietige dorp. Bezuinigingen bij Defensie en de verminderde dreiging vanuit het Oostblok waren er de oorzaak van dat de vijfde Groep Geleide Wapens werd ontmanteld. Sinds 1966 vormde deze eenheid een onderdeel van een NAVO-gordel, die het westen van Europa moest beschermen tegen het vijandelijke Warschau-pact. Deze Nederlandse eenheid voor de luchtverdediging zou samen met een andere luchtmachteenheid op gaan in een nieuwe GGW, die gestationeerd werd op vliegbasis De Peel in Noord-Brabant. Met de opheffing van de vijfde GGW zou de Nederlandse luchtmacht niet meer vertegenwoordigd zijn in Duitsland. Andere NAVO-partners zouden ook vertrekken. Dat vertrek betekende verdriet aan beide kanten. Honderden militairen woonden er al jaren, hadden een Duitse partner gevonden en een gezin gesticht. De meesten vonden het goed toeven in Stolzenau, en niet alleen omdat ze een buitenlandtoeslag kregen, en de meeste produkten belastingvrij gekocht konden worden. De voorzieningen waren er voornamelijk goed en de club van Nederlandse militairen bleek hecht. Ruim tienduizend militairen hebben in de loop der jaren gediend op de luchtmachtbasis. De vliegbasis leverde zo ook een belangrijke bijdrage aan het sociale leven in het stadje in de buurt van Hannover. Na het ontruimen van de basis, zagen de straten van Stolzenau er meteen een stuk kaler uit. De ruim vijfhonderd woningen die vrijkwamen, werden deels ingenomen door Duitsers uit de regio. De vliegbasis zelf zou lange tijd geen duidelijke definitieve bestemming hebben. Uiteindelijk zou een deel een centrale plek worden voor sociale werkvoorziening. Kort na hun huwelijk kwamen mijn ouders aan in Stolzenau. Al snel werd ik geboren en niet veel later was ons gezin compleet; ik had een broertje gekregen. Nog geen twee jaar later zou het avontuur abrupt eindigen. Mijn moeder werd ziek, twee weken later zou ze overlijden.

Vóór mijn eerste herinnering, verloor ik zo mijn moeder. Nu ik zelf vader ben, realiseer ik me pas echt hoeveel ik verbonden moet zijn geweest met haar. Aan haar hand kon ik de wereld om mij heen verkennen en leren vertrouwen. Haar overlijden heeft grote gevolgen gehad voor mijn gevoel van eigenwaarde. Negen maanden na haar overlijden, stuurden mijn vader en zijn nieuwe partner een kaartje rond: hierop stond dat wij voortaan als een nieuwe, samengestelde familie door het leven zouden gaan. Het kaartje zit nog in mijn fotoalbum. Vol goede hoop werd mijn fotoalbum gevuld met afbeeldingen van nieuwe herinneringen in het stiefgezin. Maar tussen het oude en nieuwe leven in bleven er vier pagina’s leeg. Die leegte is illustratief voor hoe er in die tijd werd omgegaan met rouw. Mijn familie was niet in staat mij bij de hand te nemen in het verdriet, over het overlijden van mijn moeder werd nooit meer gesproken. Een afscheid was er niet, de crematie was niet geschikt voor kinderen, zo was de algehele gedachte. Mijn vader wist de wonden vervolgens niet te zwachtelen, hij sprak nooit met ons over het verdriet, hij verdrong het, brak de stekels af.

Afbeelding: Erik Matthijsen.