Het gaat er om steeds weer opnieuw te leren hopen, schreef Bloch in het nawoord van zijn belangrijkste werk Prinzip Hoffnung. Het zijn de gevoelens van hoop en verwachting die de mens voortduwen om het bestaande telkens opnieuw te doorbreken. Zij vormen de voorwaarde voor elke verandering en voor elke groei, omdat ze vooruitgrijpen op een toekomst die nog komen moet, ‘op het nog-niet-bewuste en het nog-niet-gewordene, dat nog nergens bestaat’ en daarom fundamenteel utopisch van aard is. Sinds More het introduceerde wordt het begrip Utopie ingezet om het recht en de rationele principes van de mens te onderzoeken. In de fantasiewereld van de utopie wordt vaak kritiek op de bestaande orde geprojecteerd. De utopie kan dan gezien worden als een aanklacht tegen bijvoorbeeld sociale ongelijkheid, economische uitbuiting of seksuele repressie. Toch bedoelde Bloch hier iets anders volgens Joke Hermsen. Hij ging volgens haar meer uit van de letterlijke Griekse betekenis van het woord: 'ou-topisch', dat zowel ‘goede’ als ‘niet-bestaande’ plaats betekent. Het wezenlijke van de menselijke ervaring is volgens Bloch dan ook niet een op de dood gericht zijn, maar een ervaring die op de hoop, op de onbepaalde toekomst gericht is. De tijd wordt door hem niet langer vanuit de door ons beschikbare tijd gezien, maar juist vanuit deze nog niet voltooide of gerealiseerde toekomst. De mens is niet gericht op de dood, maar op het verwachten en hopen van het nieuwe. Dit komt omdat de mens bij alles wat hij doet hem altijd iets zal ontbreken. Vanuit dat ontbreken wordt hij gedreven in beweging te komen. Deze onvoltooidheid is volgens Bloch meteen de meest kenmerkende ervaring van de mens. Het is een onderweg zijn, een voortdurend in wording zijn. De zin van het menselijk bestaan schuilt volgens hem in het wordingsproces zelf. Mens-zijn betekend een voortdurende zelf overschrijding en verkenning van de mogelijkheden. Mogelijkheid betekend voor hem gericht zijn op iets dat zich nog niet heeft uitgekristalliseerd. Dat is in feite onze confrontatie met de wereld. We leren van jongs af aan ook te wachten. Want wat een kind wenst komt zelden op tijd. We wachten zelfs voor het wensen zelf, tot het duidelijker wordt. Een kind grijpt naar alles om uit te zoeken wat het betekent. Keert alles om, is rusteloos en nieuwsgierig, weet nog van niets. Maar ook daarin leeft volgens Bloch al het frisse, waarvan we dromen. Van alle emoties die gebaseerd zijn op verwachtingen, is hoop in zijn ogen de allerbelangrijkste. Hoop is volgens Bloch ‘het meest menselijke van alle gevoelens en voorbehouden aan de mens, het verwijst naar de verste en meest heldere horizon’. Met de hoop stellen we ons voor hoe het anders, beter zou kunnen zijn. We kunnen onszelf volgens hem leren daar bewuster mee om te gaan.