Met twee treden tegelijk de trap op; om wat moois te zien. Verrast worden door blauw en groen. Zalen, galerijen en muren, meer kamers. De volgende hal; meters schilderijen snellen daar opnieuw vooruit. Landschappen in lijsten. Weelderige bloemen vallen rechts uit een vaas. Schuimkoppen breken wilde zeeën, paradijsvogels vliegen even verder uit. Een sinaasappelschil kronkelt weg van een schaal, tropische planten komen daarnaast ook weer dichterbij. Een slager in zijn kraam, gepekelde hammen prikkelen. Bier, oesters en druiven bezetten een houten tafel. Dan een boom: mastodont uit een pen; kluwen van noestige kabels schieten omhoog en omlaag, ze klimmen tot de hoogste tak. Daar zou een boomhut passen. Eentje met spijltjesramen en een touwladder, met een kabelbaan voor mandjes met limonade en wittebrood. Eentje met een wachtwoord, die niemand kent, hoog om ver te kijken, over akkers en velden tot de horizon. Daar staan ineens 2 paarden. Een witte en eentje met bruine ogen, samen uit te kijken over het groen van gras. Ik kijk zo ver ik kan en zie dezelfde grijze luchten, ze bollen op en laten me pas ontsnappen aan de rand. Ze drijven me verder, even, heel even weg van hier. Een porseleinen aap kriebelt aan mijn been als ik bij de verstilling van een volgende rijkelijk gedekte tafel aanschuif.
Afbeelding: Kandler/ Meissen porcelein, Aap, 1730.