LIEVER GEEN BEZOEK, GEEN BLOEMEN...

Nu wij zelf steeds minder in god, het hiernamaals of op andere transities vertrouwen, is de dood voor velen een laatste grens. Na de dood rest ons niets, is veelal de gedachte. Met het moment van afscheid wordt de dood zo een episode in de tijd van anderen; de nabestaanden. De processen die de rouwende moeten doormaken kenmerken zich vaak door gevoelens als ontkenning, wanhoop en woede. Maar ook aanvaarding, bijvoorbeeld als zij tot de ontdekking komen dat ze weer verder kunnen, niet omdat ze geen andere keus hebben, maar omdat ze hoe dan ook veder willen. Die processen zijn veelal niet duidelijk te controleren en af te bakenen in perioden van tijd. Soms vloeien ze halverwege in elkaar over en vaak kun je ook terugvallen in een emotie uit een eerder stadium.

Uiteindelijk heelt tijd alle wonden. Of toch niet? De tijd die alle wonden heelt is ergens in onze rouwcultuur een gevleugelde uitspraak geworden. Een cliché, dikwijls uit gemakzucht en als troost uitgesproken. Het is een leugen. De tijd doet niets voor ons, al heeft hij de schijn mee omdat de dagen en maanden zich nu eenmaal aaneenrijgen, ook na verlies. Het verwerken van rouw is echter geen passief gebeuren, waarin de tijd de baas is. Rouwen is niet wachten tot het voorbij zal gaan, maar het verdriet toelaten, huilen zonder schaamte om tegelijk ook weer te ontdekken dat je verder moet. Rouw moet je in de ogen kijken, op je nemen, zodat je het later zachtjes kunt toedekken en met je mee kan nemen.