Troost is er in de wetenschap dat wij niet alleen staan in ons verdriet, we zijn tenminste samen alleen. Dat we elkaar in die wetenschap echt kunnen kennen, zou ik pas veel later leren in mijn leven. Net zoals dat je troost kunt vinden in de dingen om je heen, als je oog hebt voor bijzondere ontmoetingen, de aandacht en barmhartigheid van vreemden, of gewoon als je de eerste warme zonnestralen, na een grijze en natte herfst, voelt branden op je broek.
Tijdens de vakanties die we maakten was er het verlangen naar de zee, oog voor het glas inlood van de Franse kathedralen, soms stopten we voor de architectuur van een bijzondere brug. Dat troost kon schuilen in kunst zou ik later nog veel meer ontdekken. Ook zou ik ondervinden dat je je kunt hervinden in de duizend dingen van iedere dag. In een langzaam proces, waardoor je kunt groeien naar iets nieuws: naar nieuwe vormen van betekenis en zin. Zodat je met het verdriet onder je arm, opnieuw kunt ontdekken hoe het leven zou kunnen zijn.