ARCIMBOLDO

Tijdens de wekelijkse ‘Cinemanita’ underground filmavonden van Jeffrey Babcock, ontdekte ik het werk van de Tsjechische filmmaker Jan Svankmajer. Deze excentrieke alleskunner zou pas op late leeftijd bekender worden onder een groter publiek. In 2018 is er een tentoonstelling aan hem gewijd in de expositieruimten van EYE Amsterdam. Veel filmfragmenten in de expositie herken ik van de filmavonden die ik vaak op maandagavond bijwoonde. Nieuw in de overzichtstentoonstelling zijn de eigenzinnige beelden, foto’s, collages en installaties. 's middag thuis blader ik de vuistdikke catalogus- waarvoor ik mijn spaarpot stuk moest slaan- nog maar eens door. Er staat een afbeelding in die ik niet tegengekomen was in de tentoonstelling. Ik herken in een kop van keramiek ‘een Arcimboldo’; een portret samengesteld uit voorwerpen als bloemen, vruchten, takken en bladeren, zoals de Italiaanse Renaissance schilder Giuseppe Arcimboldo dat voor het eerst deed. Svankmajer geeft in de ondertiteling nog commentaar op het werk: "I worked the whole day in the ceramics workshop. I made a new 'Arcimboldo'. It is horrible, but this electric activity still excites me. Perhaps i will find out why somethime.  

Het kunstwerk van Svankmajer en het commentaar dat hij er aan gaf herinnert me aan de opvatting van Heidegger, als hij het heeft over kunst als poging tot 'onverborgenheid'. Kunst probeert in die opvatting nieuwe betekenissen te vinden, uitdrukking te geven aan een nieuwe omgang met de werkelijkheid: het zoekt een nieuwe natuur voor de oude dingen. Svankmajer, ondanks zijn creativiteit of inspiratie, draagt met zijn Arcimboldo niet zozeer zelf nieuwe betekenissen bij, zij overkomen hem ook voor een groot deel, zo lijkt hij te willen zeggen in zijn commentaar. Hij geeft gehoor aan de ‘schonere ideeën’ die aan hem voorbij zweven, zou Koekoek zeggen. Zonder precies te weten naar waar hij op weg is, beschrijft hij een gevoel van vervoering; een 'electric activity'. Dat niet weten houdt hem niet tegen, in tegendeel; ik verdenk hem er van dat hij die onzekerheid opzoekt en koestert. Ook Francis Bacon reflecteerde veelvuldig op het ontstaansproces van zijn werk. Dat ontdekte ik toen we tijdens het eerste jaar op de academie leestips kregen aangereikt. Interviews with Francis Bacon van Davis Sylvester stond met stip genoteerd. Bacon: "Ik zie mijzelf als iemand die beelden gestalte geeft. Het beeld is belangrijker dan de esthetica van schilderhandeling. (...) De beelden overkomen me op de een of andere manier, alsof ik ze ingegeven krijg. (...) Ik zie mijzelf niet zozeer als schilder, maar eerder als medium voor toeval en invallen. (...) Ik geloof niet dat ik begaafd ben, alleen ontvankelijk voor indrukken. In het laten ontstaan van de processen die Svankmajer en Bacon beschrijven komt het aan op zelfvertrouwen, dat kan bijna niet anders. Svankmajer besteed een dag aan het werk. Hij hoopt niet dat hem duidelijk zal worden waarom hij juist op die manier te werk ging, hij gaat er ook niet van uit: hij verwacht het niet. Hij vertrouwd op zichzelf; "perhaps I will find out why somethimes". Bacon beschouwd zichzelf niet eens als begaafd schilder. 

De ateliers van Svankmajer en Bacon zijn geen fabrieken waar dingen gemaakt worden, maar eerder een laboratorium, waar mogelijkheden benut kunnen worden om betekenissen te laten ontstaan. Een laboratorium bestieren is alles behalve een makkelijke opgave. Het betekend veelal afstand nemen van vragen als ‘heb ik er wat aan’, ‘kan ik er wat mee’. Het is in feite een confrontatie met jezelf in de wereld. Uit het vertrouwen om steeds weer te beginnen spreekt acceptatie, en misschien ook wel de rechtvaardiging van je eigen bestaan. Vertrouwen in eigen kunnen is zo misschien wel de beste oefening in steeds opnieuw leren hopen, misschien leerde ik dat die middag.