Vier jaar is mijn oudste zoon nu. Een dag na zijn verjaardag mocht hij dan eindelijk naar school, een mijlpaal. Mijn vrouw en ik brengen hem samen weg; gekamde haartjes, gepoetste schoentjes en -misschien wel voor het eerst- een echt net gestreken overhemdje. De stoere dino rugzak en bijpassende beker -en boterhammentrommel, gekregen op zijn verjaardag van opa en oma, maken het helemaal af; hij is er echt klaar voor. Mijn vrouw neemt hem bij de hand, als ik treuzel en een paar meter achterop raak om een foto van ze te maken voor het hek van de school. Vol verwachting kijkt hij op naar zijn moeder, terwijl zij hem lachend trotse blikken gunt. Voor de juf naar buiten is gekomen en hem warm heeft onthaalt, heb ik het moment voor altijd vastgelegd. Onze zoon krijgt vervolgens een hand aangereikt en stapt opgewekt het schoolplein op, een nieuwe wereld binnen. Na het zwaaien, als de klas al lang binnen is en de rust over het plein ademt, staan wij nog even in stilte weg te dromen; een volgende stap in zijn ontwikkeling is zojuist genomen, het besef van de nieuw aangebroken tijd kreeg zojuist al even kleur en geluid, een fase met andere mensen en nieuwe verhoudingen zal vanaf vandaag zo verder vorm gaan krijgen.
Die eerste intensieve schoolweek vol nieuwe avonturen eindigt bij het weekend, waar we weer even terug vallen in ons oude huiselijke patroon. Als de krantenbezorger zich ’s ochtends vroeg richting onze voordeur begeeft, is mijn zoontje, als eerste bij de brievenbus. In onze pyjama’s, met krant, boterhammen en thee strijken we neer op het kleed voor de bank. Met deze ochtendpicknick hebben samen een aardige routine. De krant verdelen we. Hij heeft zo zijn eigen ideeën bij het lezen van de pagina’s, het resulteert meestal in een fysieke handeling met rond vliegende vellen papier. Zelf ga ik juist systematisch door de rubrieken en bijlagen waarvan ik weet dat ze mij interesseren. Als ik de artikelen lees, zie ik mijn zoontje druk in de weer of juist weer rustig op zijn buik de foto’s bekijken. Ik kijk naar hem en vraag me bij het lezen van de persoonlijke verhalen nog eens af welke personen, gebeurtenissen en ervaringen echt richting zullen geven in zijn leven en welke rollen er voor mij in de verschillende fasen van zijn ontwikkeling zijn weggelegd.
Voor een kind spelen de ouders een belangrijke rol in het verwerven van vertrouwen in zichzelf en de omgeving: "In de levensfase van een baby word de basis gelegd voor het gevoel van waardigheid". "Zij zijn in de meeste gevallen de belangrijkste erkenningsverlendende instantie". En: "De kwaliteit van deze ervaring is van groot belang voor het beleven van de omgang met anderen in de volgende fasen", het zijn woorden van psycholoog Erik Erikson (1902-1994) wiens werk ik in mijn studententijd leerde kennen. Zittend op het tapijt voor de bank, komen enkele van deze inzichten opnieuw boven drijven. Die dag stof ik het handboek van weleer nog maar eens af.
De levensloop van de mens bestaat volgens Erikson uit 8 ontwikkelingsfasen. In iedere fase komt een bepaald onderdeel van de persoonlijkheid/identiteit op de voorgrond te staan. Het resultaat van zo’n onderdeel kan onder invloed van de omgeving meer positiever of negatiever uitpakken. Met de peuter naast me wordt de leerstof van weleer ineens een stuk inzichtelijker. Een kind gaat zichzelf in de peuterfase, zo leer ik opnieuw als ik de handboeken weer eens doorblader, voor het eerst als individu ervaren en zich daar ook naar gedragen: "Het ontvangt aanmoedigingen uit de omgeving maar komt ook in conflict met de omgeving omdat die beperkingen stelt aan de zelfstandigheidsdrang van het kind", aldus Erikson. En inderdaad, bij ons thuis galmt het ‘niet op de tafel!’ of ‘ niet in de gordijnen klimmen!’ ook regelmatig door de kamer, als mijn zoon onze meubels aanziet voor uitdagende turntoestellen en mijn vrouw zich afvraagt of we hem nu echt niet moeten behoeden voor gevaar. Het duurt dan inderdaad ook even voor hij de regels die wij opstellen weet te verinnerlijken zodat hij zich zo eerst nog eens bedenkt voor hij de rand van het aanrecht bespringt voor een volgende gevaarlijke balanceer act.
In de uitkomst van dat proces tussen ontwikkeldrang en opgelegde beperkingen, ofwel tussen het kind en de omgeving ligt volgens Erikson besloten in hoeverre een gevoel van autonomie (jezelf kunnen zijn, gevoel van erkenning krijgen) of schaamte en twijfel gaat overheersen bij het kind. Zo’n proces doet zich in iedere fase voor. Dat wil zeggen dat een kind zijn nieuwe mogelijkheden in iedere fase opnieuw moet leren afstemmen op de mogelijkheden en grenzen van de omgeving. Opgeven van het oude en leren functioneren op een hoger niveau gaat volgens deze theorie dan ook altijd gepaard met innerlijke en uiterlijke conflicten. Thuis: mijn zoon weet zo altijd een aantal keren op de rand van het aanrecht te klimmen voor hij zich bedenkt en zich herinnert dat papa en mama dat idee toch niet zo goed vinden passen bij de motorische vaardigheid van een drie-en-half jarige. Erikson houd ons echter voor dat die fase gebonden conflicten onontkoombaar en van grote waarde zijn voor een evenwichtige ontwikkeling van de persoonlijkheid; "Juist uit het conflict tussen mogelijkheden en begrenzingen of wel vertrouwen en wantrouwen ontwikkeld het kind hoop", stelt hij.
Afbeelding: Gijs Assmann, Ede, 2017.