"Een mengsel van kitsch, grilligheid, onvoorspelbaarheid en fantastische beelden". En: "Een unieke cross-over tussen kunst en film; een Godzilla van cinematografische hoogmoed". Maar ook: "De materie is niet van die aard om met een startschot te beginnen en aan de meet de prijzen te verdelen". Als mijn hartslag gedaald is en ik met mijn handen onder mijn hoofd op het bed van het kleine kamertje lig, komen verschillende van deze prikkelende kritieken boven drijven. Even daarvoor nog plaatste ik mijn fiets tegen de boom naast het statige pand, na het klinkende geluid bij het omhangen van het slot, kruipen de kiezelsteentjes knerpend onder mijn schoenzolen vandaan, als ik me op het pad richting de deur begeef. De goed bijgehouden buxushaagjes aan weerskanten van de strook kiezels, begeleiden me vervolgens naar het opstapje voor het eikenhout met beslag. Als ik op de bel druk, opent de receptioniste de deur met een druk op de knop. Voor ik de hal betreed wisselen we een blik door het raampje in het venster, steevast gevolgd door een verstandhoudende knik. De wanden van de gang zijn bekleed met plakken marmer en zetten door tot aan de garderobe. Na de kapstok en een bekertje water uit het fonteintje ernaast, open ik de deur van de kleine wachtruimte om plaats te nemen op de stoel bij het raam. Meestal ben ik alleen. Korte tijd later klinken dan de voetstappen, ik herken ze al als ze van ver komen. Voor ze voor mijn neus verstommen, sta ik al weer bij de deur, zodat het vaste ritueel met de glimlach, de goedemorgen en het handen schudden kan beginnen. Na de driedelige trap ga ik voor door de dubbele deur, die toegang bied tot de kleine kamer aan de straatzijde van het gebouw. Als ik binnenkom herken ik in het kussentje op het bed links van de deur de afdruk die mijn eigen hoofd de dag ervoor heeft achtergelaten. De kuil in de vulling wijst mij de weg; na mijn benen over elkaar te hebben geslagen, laat ik me langzaam naar achteren vallen in mijn eigen afdruk. Als de tweede van de dubbele deur in het slot valt, lig ik zo al in mijn standaard houding. Dan is het stil. Op het bonken van mijn hart na. De trap heeft mijn hartslag verhoogt, ik denk schuldig aan mijn trainingsschema en de bijbehorende crosstrainer. Pas als mijn ademhaling rustig wordt, komt het tikken van de goedkope klok die schuin tegenover mij hangt, als uit een mist langzaam dichterbij; ik ben er weer. Het ritme dat ontstaan is door de bijna dagelijkse vaste tijdstippen, de routine bij aanvang en het ritueel van begroeten en afscheid nemen, staat in schril contrast met mijn eigenlijke verblijf in de kleine ruimte. Die kenmerkt zich juist door onvoorspelbaarheid. Er hangt wel een klok, mijn aanwezigheid is daarop afgebakend, maar een echt begin of einde is er niet. Ondanks mijn inspanningen, valt er over een eindstreep of mogelijke beloningen aan de meet, ook maar bar weinig te zeggen.
Het was de Californische kunstenaar Matthew Barney die deze kritieken met zijn reusachtige filmproject The Cremaster Cycle wist uit te lokken en die tijdens de dagelijkse vaste tijdstippen regelmatig boven kwamen drijven. Barney werkte acht jaar lang aan een bijna zeven uur durend filmproject. Tussen 1994 en 2002 verschenen vijf afzonderlijke delen in niet chronologische volgorde (4-1-5-2-3): de "filmische sculpturen", zoals Barney ze zelf noemt, waren meestal te zien in galeries en musea. Enkele jaren later begon de filmwereld belangstelling te tonen voor dit veelvormige project. Zo werd de cyclus op gerenommeerde filmfestivals vertoond en is hij in meerdere landen als bioscoopfilm uitgebracht. Totale verwarring en desoriëntatie maakten zich van mij meester toen ik met een aantal medestudenten voor een marathonsessie in het filmtheater van het Vondelpark aanschoof. De kritieken die ik eerder onder ogen kwam, bleken treffend; hoe moest ik dit allemaal interpreteren, valt hier eigenlijk wel wat te begrijpen? Wat is hier precies de bedoeling van? Een artikel waarin het werk van Barney binnen de postmoderne structuur geplaats werd: "Er is geen begin of einde, maar talloze zij-, in – en uitgangen. Zo’n structuur past naadloos in het meerduidige postmoderne denken", was behulpzaam.
Afbeelding: Matthew Barney, Cremaster Cycle 1, 1996.