Zin in het alledaagse

‘Zin in het alledaagse’ bevat gesprekken met gewone, maar altijd bijzondere Nederlanders over hoe zij hun leven betekenis geven. Redacteur en schrijver Peter Henk Steenhuis sprak met hen niet over zingeving in theoretische zin, maar verzamelde verhalen over de manier waarop zij zin doen. Betekenis geven aan het leven heeft altijd een dimensie die is geworteld in het dagelijkse leven. Dit boek bundelt de meestgelezen stukken uit de spraakmakende gelijknamige rubriek in Trouw'. 

Voor dit boek vroeg Peter Henk mij om een persoonlijk verhaal over mijn leven en 'zingeving' uit te werken.

Mijn zoon is bijna vier. Wij lezen vaak samen de krant; hij bekijkt dan de foto’s, terwijl ik de rubrieken doorneem. Tijdens het lezen van een persoonlijk verhaal over zingeving, vraag ik me ineens af welke gebeurtenissen en ervaringen richtinggevend zullen zijn voor hem en welke rollen er voor mij in zijn ontwikkeling zijn weggelegd.
   Vóór mijn eerste herinnering, verloor ik mijn moeder. Nu ik zelf vader ben, realiseer ik me pas hoeveel ik verbonden moet zijn geweest met haar. Aan haar hand kon ik de wereld om mij heen verkennen en leren vertrouwen. Haar overlijden heeft grote gevolgen gehad voor mijn gevoel van eigenwaarde.
   Negen maanden na haar overlijden, stuurden mijn vader en zijn nieuwe partner een kaartje rond: hierop stond dat wij voortaan als een nieuwe, samengestelde familie door het leven zouden gaan. Het kaartje zit nog in mijn fotoalbum.
   Vol goede hoop werd mijn fotoalbum gevuld met afbeeldingen van nieuwe herinneringen in het stiefgezin. Maar tussen het oude en nieuwe leven in bleven er vier pagina’s leeg. Die leegte is illustratief voor hoe er in die tijd werd omgegaan met rouw. Mijn familie was niet in staat mij bij de hand te nemen in het verdriet, over het overlijden van mijn moeder werd nauwelijks gesproken.
   Mijn vader en zijn partner gaven mij in deze nieuwe gezinssituatie een andere voornaam. Ik raakte mezelf hiermee ook letterlijk kwijt. Door het ontbreken van een rouwproces kon ik moeilijk direct een vertrouwensband aangaan met een ‘nieuwe’ moeder. Met de hoge eisen die aan mijn gedrag werden gesteld, groeide mijn onzekerheid en mijn angst voor haar. Ik raakte het vertrouwen in mijzelf en alles om mij heen volledig kwijt. Ik kon niet meer meekomen op het reguliere onderwijs. Jaren in de jeugdzorg volgden: Riagg, speltherapie, psychiatrie, Boddaertcentrum, speciaal onderwijs, maatschappelijk werk.
   Tijdens een gesprek op school deelde mijn vader met de directeur zijn wanhoop over onze situatie. Enkele weken later maakte ik kennis met het gezin van de directeur: zij werden mijn pleegouders, die mij op een lentedag warm onthaalden. Ik kreeg limonade en de mooiste kamer van het huis. In de woonkamer leerde ik spelenderwijs hun zoon Koen kennen, nog geen jaar ouder dan ik. Hij werd een echte broer en mijn beste vriend. Mijn pleegouders noemde ik oom en tante. Toen Tante Nel mij de eerste avond in mijn nieuwe bed stopte, zei ze: ‘Wij zijn het hier gewend om elkaar een nachtzoen te geven, vind je dat ook goed’? ‘Ja’, zei ik, ‘dat is goed’.
   Ik herinner mij ook dat mijn pleegmoeder mij terloops vroeg wat ik eigenlijk een mooie naam vond. Later vertelde ze mij dat ze me nog nooit zo had zien stralen, toen ik zei: ‘Jeroen, ik vind Jeroen de mooiste naam die er is’. Vanaf die dag heette ik weer Jeroen. Zo vond ik mezelf weer terug.
   Door de onvoorwaardelijke zorg en aandacht van mijn pleegouders, kon ik in mijn puberjaren weer mens worden. Ik kreeg nieuw vertrouwen. Ik wist terug te keren in het reguliere onderwijs, doorliep de mavo en het mbo, waarna ik aan de lerarenopleiding begon.
   Ik ging naar Amsterdam om docent te worden, eentje die aandacht heeft en vertrouwen geeft om anderen te kunnen laten groeien.
   Toen overleed Koen, 21 jaar. Plannen verloren hun betekenis. Ik belandde in een zingevingscrisis. Voorstellingen van geluk, schoonheid, hoop en zin gingen verloren. Wat te doen? Als alle schoonheid verloren is, rest mij niets anders dan het zelf te creëren, was mijn praktische redenering. De wetenschap dat wij niet alleen staan in ons verdriet, dat wij tenminste samen zijn en dat we in onze eenzaamheid elkaars leed kunnen kennen, was voor mij een troostende, maar geen berustende gedachte. Ik wilde hoop op een praktische manier tot stand brengen. De beste aanpak leek mij de kunstacademie. Ik zocht een afgesloten plaats waar hoop opnieuw tot stand kon komen. Ik wilde me richten op het ‘nog niet gerealiseerde’, op dat wat nog nergens bestaat, maar er wel zou kunnen zijn.
   In de kunstacademie vond ik een vrijplaats, een laboratorium van mogelijkheden. In het creatieve proces ging het er steeds om het vertrouwen op te brengen om te beginnen met een ‘klein en nog onvoltooid idee’. Met het aftasten van nieuwe mogelijkheden schep je eigenlijk voorwaarden voor verandering en groei. Het is een proces dat vooruitgrijpt op wat nog moet komen. Door te creëren, oefende ik in wezen steeds opnieuw te vertrouwen in een nieuwe, positieve uitkomst. 
   Na de academie begon ik zo kunst te maken waarin ik persoonlijke gebeurtenissen vertaalde naar beelden en installaties. Tegelijk begon ik aan een intensieve psychoanalyse, een bijna dagelijkse therapie die vijf jaar zou duren. Langzamerhand kreeg ik meer oog voor geluksmomenten, schoonheid en plezier voor de dingen buiten ‘de afgesloten ruimte’ van mijn atelier. Ik besefte dat ik geïsoleerd was geraakt. Ik wilde me directer verhouden tot mijn omgeving, de deuren van mijn atelier moesten open. Ik begon aan een parttime baan als kunst– en filosofiedocent in het onderwijs.
   In de klas motiveer ik mijn leerlingen nu om creatief te zijn in denken en doen. Creatief is een ingewikkeld begrip, maar als je de bijbetekenissen weghaalt, blijft er iets simpels over: creëren is maken. De mens wil iets tot stand brengen, hij is dus zonder meer creatief. Dat wil niet zeggen dat iedereen altijd blakend van werklust is. De mens is ook zoekende, soms onverschillig en geneigd tot gemakzucht, pubers zeker. Tegelijk zijn het ook juist pubers die nieuwe mogelijkheden willen ontdekken, iets moois willen maken om trots op te kunnen zijn. Daar hebben ze soms wel een zetje voor nodig. Ik zie het als een mooie en zinvolle taak ze op weg te helpen.
   Mens zijn betekent voor mij een voortdurende zelfoverschrijding en verkenning van de mogelijkheden Het is een onderweg zijn, een voortdurend in wording zijn. Dat is niet altijd een prettige ervaring. Het melancholieke gevoel dat wij vaak maar moeilijk samenvallen met onszelf en er altijd ‘iets lijkt te ontbreken’, is misschien wel een van de meest kenmerkende ervaringen van ons bestaan.
   Tegelijkertijd schept juist die onvoltooidheid ook mogelijkheden. We kunnen dat ook positief oppakken. Wanneer we het leven beschouwen als een mogelijkheid, scheppen we ook vrijheid; het leven doet dan een appèl op ons. We moeten er zelf iets van zien te maken. Dat is geen makkelijke opgave. Onze vrijheid is altijd relatief, we zijn ook bepaald. Met een beetje pech ben je de helft van je leven bezig te repareren wat in de kindertijd is misgegaan. Onze tolerantie en ons incasseringsvermogen worden daarnaast in onze ervaring van het heden ook voortdurend op de proef gesteld door het lot; vaak zijn er nauwelijks oplossingen voor het lijden en de tragiek die bezit van ons kunnen nemen. Voor mij gaat het er dan ook om dat we steeds opnieuw leren hopen. Hoop is geen examen dat je kunt inlijsten of voor eens en altijd op je cv kunt zetten; het is een voortdurende oefening. Door samen te creëren, door het tot stand brengen, blijf ik ontdekken hoe de wereld zou kunnen zijn. Het is een oefening die mij verder heeft gebracht in een blijvend en groeiend besef van zin.
   Als ik naar mijn zoontje kijk, realiseer ik me dat juist ook in zijn ontwikkeling, mogelijkheden en begrenzingen elkaar constant afwisselen. In de uitkomst van dit proces ligt besloten in hoeverre een gevoel van vertrouwen of juist twijfel en angst gaan overheersen. Mijn pleegouders begrepen dat dit het proces is waar, bij een positieve uitkomst, perspectief en zin ervaren kunnen worden. Een levensles die ik voor ogen houd als docent, maar vooral ook als vader.



Podcast: Toen alle schoonheid wegviel, maakte Jeroen die zelf maar

Op de vraag naar de zin van het leven antwoordt iedereen met een opsomming van zijn eigen levensloop, zo zei de Hongaarse schrijver Georgy Konrad ooit. In deze podcastserie van Trouw gaat filosofieredacteur Peter-Henk Steenhuis op zoek naar deze verhalen. Niet in literatuur, theologische, filosofische, psychologische verhandelingen, maar bij ‘iedereen’ zoals, Konrad schrijft. Steenhuis zoekt het soort verhalen van mensen die zo belangrijk zijn, dat ze voor de rest van hun leven richtinggevend zijn. Die zingeven. Wat is dan, die zin, hoe moeten we dat voor ons zien? 

“Kunst maken laat mij zien, soms voelen, hoe de wereld zou kunnen zijn. Het ging mij erom steeds opnieuw te leren hopen.”

Jeroen Kool 
Maart 2021                                                                  

Bekijk nieuwsartikel