Mijn wooncontract als student loopt af. Ik verwissel mijn studentenkamer in voor een tijdelijke antikraak woning. Mijn inboedel reduceerde ik tot 10 kubieke meter, de inhoud van de kleinste verhuiswagen die de goedkoopste verhuurder in de stad ter beschikking had. Met een wurgcontract op zak, en de voortdurende dreiging om op straat te belanden, kon ik uiteindelijk toch elke keer doorstromen naar een nieuwe ruimte of woning. Ik verhuis een keer of zes; Joos de Moorstraat, Magalhaensplein, Vechtstraat, Reguliersgracht, Rokin, Curacaostraat. Meestal waren dit uitgewoonde plekken; met geluk stonden de tussenmuren nog overeind en was er stromend water. De huurkosten waren te verwaarlozen, dat was het goede eraan. Zo spaarde ik geld uit. Dat besteedde ik aan de huur van mijn atelier, waar ik langer kon verblijven en mijn aanwezigheid niet onder druk stond. Contrasterend met die onzekere woonomstandigheden was er ook nog een andere vorm van continuïteit. Naast de uren die ik in mijn studio doorbracht, begon ik aan een intensieve psychoanalyse, een bijna dagelijkse therapie met vaste tijdstippen die vijf jaar zou duren.

In die kleine kamer van het statige gebouw leek ik in het begin misschien wel het meest op een schilder die op zoek is naar heldere vormen en contouren. Of een klokkenmaker die alle onderdelen zou demonteren, voor zich neer zou leggen, om het vuil er systematisch af te poetsen alvorens het in originele staat terug te brengen. Verblind door mijn eigen grenzen zou ik me optrekken aan de therapeut, die ik -wellicht tegen beter weten in- het vermogen toedichtte meer te weten dan ik zelf. Ik dacht tot nieuwe inzichten te komen, zodat ik naar een oplossing kon werken. Het duurde lang voor dat idee minder zou worden, dat ik van mezelf niet meer zo hard hoefde te werken. Na verloop van tijd, maanden of misschien wel jaren, kon ik pas beter ontspannen. Hoefde ik mijn omgeving niet meer steeds te ‘inspecteren’. De klok werd steeds stiller. Zo kon ik langzaam wegzakken en vertrekken naar inefficiënte gedachten, om me dan veel later ineens weer bewust te zijn van de kamer, mezelf, de wijzerplaat, de verwarmingsbuizen, het kozijn en de gordijnen. Tot het moment dat ik me weer realiseerde dat ik niet alleen was. Er was iemand in de hoek van de kamer. Na ongeveer twee jaar kwam ook daarin een belangrijk omslagpunt; dat ik ook niet meer steeds hoefde te controleren wat er in mij opkwam. In het begin dacht ik vooral op twee niveaus, waarbij het ene niveau sprak over een onderwerp en het andere voortdurend nadacht over wat ik daarna moest zeggen, hoe dat dan geïnterpreteerd zou worden en of ik het wel ‘goed’ deed op weg naar het gewenste resultaat. Langzaam, heel langzaam kwam er ruimte voor de gevoelservaring.

Het zoeken naar de onderliggende, meestal onbewuste laag die menselijk gedrag aanstuurt is kenmerkend voor de psychoanalyse. De psychoanalyse verschaft bovendien niet alleen een rationeel perspectief, maar zorgt ook dat je met behulp van je therapeut de pijn uit je verleden herbeleeft. Dat gebeurt bijvoorbeeld als je opeens merkt dat je op erkenning van de therapeut zit te wachten en dat die maar mondjesmaat komt. Pas wanneer je in de veilige situatie met je analyticus die pijn van dat gebrek aan erkenning echt doorvoelt, komt er ruimte voor rouw en kun je blijvend veranderen, is de gedachte. Die theorie komt erop neer dat het gedrag van de mens voor een groot deel wordt aangestuurd door onbewuste ‘driften.’ De ontwikkeling van dat onbewuste, zo is nu nog steeds de gangbare gedachte, vindt voor een belangrijk deel plaats in de baby -en peutertijd. Gevoelens en behoeften zijn dan nog heel ‘rauw’. De manier waarop er tegemoet wordt gekomen aan primaire behoeften -eten bieden bij honger, warmte bieden bij kou, aanraken en praten bij behoefte aan contact- en de manier waarop de relatie met je vader en moeder (of andere vaste verzorger) op latere leeftijd verder vorm krijgt is heel bepalend. Hebben ze oog voor je gevoel? Weten ze je gevoel in goede banen te leiden? Heb je het gevoel dat je ouders blij zijn dat je er bent? Is er een verschil tussen wat ze zeggen en wat ze doen (met andere woorden: wat krijg je voorgeleefd)? Het is allemaal heel bepalend voor wat je op volwassen leeftijd van een relatie -in welke vorm en met wie dan ook- zal gaan verwachten. In je kindertijd creëer je onbewust een sjabloon van hoe een relatie eruitziet. Dit sjabloon en de bijbehorende verwachtingen zijn weer sterk van invloed op de keuzes die je maakt en je verdere gedrag en verhouding met de buitenwereld. Van die ervaringen uit je jeugd en de daaruit voortvloeiende verwachtingen die je hebt van het leven ben je je echter vaak helemaal niet zo bewust, zo is de opvatting onder psychoanalytici. Dat komt onder meer omdat een essentieel deel van die ervaring heeft plaatsgevonden op een leeftijd waarop je nog helemaal niet kon praten of kon reflecteren op je gevoelens. Het is een gevoelsherinnering die niet echt te sturen valt met taal. Psychoanalytici helpen je om deze gevoelens naar de oppervlakte te halen. Als je in staat bent die onbewuste drijfveren niet alleen te doorgronden, maar ook te doorvoelen, kun je écht gaan begrijpen dat je gedrag vaak een reactie is op een situatie uit het verleden. En dat die reactie in het heden niet meer nodig is.

Na ruim vijf jaar therapie kreeg ik steeds meer oog voor geluksmomenten, schoonheid en plezier voor de dingen buiten ‘de afgesloten ruimte’ van mijn atelier. Ik besefte dat ik geïsoleerd was geraakt. Ik wilde me directer verhouden tot mijn omgeving, de deuren van mijn atelier moesten open. Ik begon aan een parttime baan als kunst– en filosofiedocent in het onderwijs. In de klas motiveer ik mijn leerlingen nu om creatief te zijn in denken en doen. Creatief is een ingewikkeld begrip, maar als je de bijbetekenissen weghaalt, blijft er iets simpels over: creëren is maken. De mens wil iets tot stand brengen, hij is dus zonder meer creatief. Dat wil niet zeggen dat iedereen altijd blakend van werklust is. De mens is ook zoekende, soms onverschillig en geneigd tot gemakzucht, pubers zeker. Tegelijk zijn het ook juist pubers die nieuwe mogelijkheden willen ontdekken, iets moois willen maken om trots op te kunnen zijn. Daar hebben ze soms wel een zetje voor nodig. Ik zie het als een mooie en zinvolle taak ze op weg te helpen.

Afbeelding: Thomas Schutte, 1999.