HET MEEST MENSELIJKE

Wat als prestatiedrang en het etaleren van persoonlijke excellentie niet enkel op de werkvoer ontwikkeld worden, maar een cultuur is die al in de schoolbanken begint? Richard Layard constateert met zijn onderzoeken in het klaslokaal in feite eenzelfde cultuur: "Op school vertellen we kinderen dat ze vooral beter moeten presteren ten opzichte van andere mensen, het gaat om de beste cijfers halen, naar de beste universiteit gaan, de beste baan krijgen, het hoogste inkomen". Terwijl de taak van scholen zou moeten zijn: individuen opleiden zodat ze de beste bijdrage leveren aan de samenleving. "Het zou er eigenlijk om moeten draaien dat je taak is om een zo goed mogelijk lid van een team te zijn." Daar worden mensen het gelukkigst van, halen ze de meeste betekenis uit, stelt Layard. Maar gezamenlijk teamwerk, langdurig ergens bij horen en naar een gedeeld doel toewerken, heeft op de meeste scholen steeds meer plaats gemaakt voor een cultuur waarbij je je zelfvertrouwen inzet voor competitie, je eigen toetsen, cijfers en succes concludeert hij.

In De meeste mensen deugen (2019) herkent Rutger Bregman een zelfde cultuur. Hij wijst op het groeiende aantal onderzoeken dat een verband legt tussen de beloning en prestatie cultuur die onze samenleving geworden is, en het groeiende gebrek aan creativiteit en intrinsieke motivatie als gevolg. "Onderwijs is verworden tot iets wat je ondergaat. Er groeit een nieuwe generatie op die de regels van de prestatiemaatschappij steeds dieper krijgt ingeprent. Het is een generatie die leert mee te rennen in de rat race waar ‘succes’ vooral wordt afgemeten aan de hand van je salaris en cv". "Ondertussen is er een wijdverbreid gevoel dat we iets kostbaars aan het verliezen zijn, onze onbevangenheid". Dit laatste vult Bregman aan met twee anderen begrippen; als onderwijs iets is wat kinderen ondergaan, hoe ontwikkelen we dan nog onze nieuwsgierigheid en verbeeldingskracht, vraagt hij zich af. Nieuwsgierigheid en verbeeldingskracht staan aan de basis van alle ontwikkeling, stelt Bregman. Kinderen komen tot bloei als zij de gelegenheid krijgen om vrij te spelen, kunnen experimenteren, mogen vallen en opstaan. Kinderen die zelf spelen trainen namelijk hun fantasie en motivatie. Ze nemen risico’s en kleuren buiten de lijntjes. Spelen is het natuurlijke medicijn tegen verveling. Volgens Biologen zit die behoefte aan vrij spel diep in onze natuur. Spelen, schreef de historicus Johan Huizinga al in 1938, geeft het leven zin. Hij typeerde de mens als Homo ludens, de spelende mens. Alles wat we cultuur noemen, komt volgens Huizinga voort uit spel. En die cultuur is in de verdrukking, stelt Bregman. Het individualisme en de prestatiecultuur hebben onze behoeften aan spel weggedrukt. Thuis, op kantoor en in de klas kregen we het drukker. Om mee te kunnen komen, vreesden ouders dat hun kroost niet goed genoeg zou presteren. Zo groeien generaties op die minder buiten de lijntjes kleurt, een generatie die minder droomt en durft, minder fantaseert en exploreert. Een generatie die in zijn zoektocht naar het beste en hoogst haalbare resultaat hokjes invult doormiddel van nummers en kleuren. Een generatie die het verleert te spelen. Waar passiviteit de overhand krijgt. Een generatie die zich begint af te tekenen als een en ongelukkige.