Zodra ik binnen kom en de deurklink loslaat, merk ik dat er iets veranderd is ten opzichte van de dag ervoor. Vanuit mijn vaste positie, waarin ik de helft van de kleine kamer overzie, ontdek ik waar de leegte vandaan komt. Links prikt een spijker in de muur op de plek waar de dag ervoor het schilderij nog hing. Hoewel het doek niet groot was, maakt de afwezigheid ervan dat de kamer nu leeg en kaal aanvoelt. Wanner ik mezelf routineus heb geïnstalleerd, benen over elkaar, shirt naar beneden om geen buik bloot te geven, handen onder het hoofd, neem ik de nieuwe situatie in me op. Ik zie de spijker bovenin een wit vlak die de lijst heeft achtergelaten en nu afsteekt tegen het behang dat daardoor ineens wel lichtgeel lijkt. Hoewel het schilderij lange tijd mijn uitzicht bepaalde, kan ik me de exacte voorstelling ervan ineens even niet meer precies voor de geest halen; een beetje zoals bij de confrontatie met het nieuwe kapsel van een goede bekende. Pas na enkele minuten begint het tafereel zich weer af te tekenen: langzaam komt het tot leven op het netvlies van mijn herinnering; weiden en wilgen aan de Hollandse waterkant doemen geleidelijk op. Geploegde akkers, geflankeerd door een rij wilgen met weglopend perspectief, eindigend bij de contouren van een negentiende-eeuws boerderijtje. Omringt door blauwe lucht, bekronen scherpe wolkjes daar de horizon.
Wie heeft het uitgezocht? En waarom juist hier, in deze kamer, een schilderij ophangen vroeg ik me destijds af. Is er over gestemd? Heeft iemand zijn zin doorgezet? Of lag het simpelweg bovenop de stapel bij het uitdelen, een administratief gevolg? Na de eerste kennismaking met de kleine kamer had ik het schilderij aandachtig bestudeerd; het precieze aantal wilgen, de welvingen in de wolken, het weglopende perspectief van de akkers, de inkleuring. Naast het tafereel en de vaardigheid van de schilder, was het toch vooral de keuze voor het ophangen van dit schilderij, hier op deze plek, die me bezig hield. Had het niet evengoed ook iets anders kunnen zijn? Waarom geen abstracte compositie met rechte hoeken? Een zwart-wit foto in een kale lijst of een expressief kleurengevecht in olieverf? Waarom dit, hier aan de muur, wie zou het moeten bekoren? Was dit tafereel geen toeval? Moest het me geruststellen? Was dat de bedoeling? Dit gemoedelijke tafereel symboliseerde mijn aanwezigheid nu juist allerminst, was mijn gedachte. Een verzoek om het weg te laten halen leek me echter geen optie: ik maakte tenslotte geen aanspraak op deze omgeving. Ik kon toch ook niet beginnen over de kleur van de vloerbedekking of de vormgeving van de goedkope klok. Of was dit juist wel zo? En wat als dat wel zo zou zijn, kon ik dan werkelijk verzoeken het schilderij weg te laten halen? Of anders te laten vervangen? Wat was het verschil met het meubilair? De gedachte om in te grijpen ging toch zeker te ver. Op zoek naar berusting begon ik me vervolgens maar af te vragen of er überhaupt een werk zou zijn dat wél tegemoet zou komen aan mijn toestand of mijn gevoelens treffend zou kunnen onderstrepen. Een pasklaar antwoord bleef uit. En wat als ik zelf de schilder was? Welk gemoed, welke hoop of verlangens zou ik aan de oppervlakte brengen? Wat zou er dan aan de horizon verschijnen? Deze vragen bleven mij achtervolgen. Tegelijk probeerde ik me gerust te stellen; misschien was deze omlijste leegte zo gek nog niet.
Afbeelding: Paul McCarhty, Painter, 1995.