In de film Springtime (2010) zit kunstenaar Jeroen Eisinga met ontblood bovenlichaam aan een houten tafel. Het duurt even voordat je ziet waarmee zijn lichaam, terwijl hij doodstil blijft zitten, is bedekt. Dan wordt duidelijk dat het om tienduizenden, zo niet meer, bijen gaat. Eisinga laat de bijen wellustig op zijn lichaam nestelen. Gedurende de film neemt het aantal bijen alsmaar toe, alsof ze hem in zwachtelen. Als geen ander trotseert Elsinga hier reële pijn en angst. Eisinga lijkt er geen moeite mee te hebben zichzelf "op te offeren" voor zijn creatie. Wat bezielt deze man, om zichzelf zo in gevaar te brengen, is een vraag waar menigeen ongetwijfeld mee blijft zitten na het zien van de film. Volgens criticus Hans Hartog de Jager, die het werk opnam in zijn selectie van de vijftig belangrijkste kunstwerken sinds 1968, laat Eisinga met zijn film 'de grenzen van het leven' zien door fysieke pijn niet uit de weg te gaan: "Eisinga lijkt te worden gedreven door het sublieme idee dat je de randen van het bestaan moet opzoeken om werkelijk te voelen dat je leeft. Maar wat betekend dat als je daar alleen naar kijkt? Dat je hem niet kunt volgen, net zoals je nooit de pijn van een ander kunt voelen, nooit zijn of haar gedachtes kunt lezen - en iemand nooit kunt volgen in de dood?" Volgens de Jager krijgt het werk daarmee een onmiskenbare reliegieuze component: "Lijden, martelaarschap, het zit er allemaal in", stelt hij. Net als de vraag of je als kunstenaar uberhaupt in staat bent om intense ervaringen te tonen, of het echt mogelijk is om gebeurtenissen als leven, dood, pijn en vervoering via werk over te brengen - en hoever moet je daar eigenlijk voor gaan?

In de film van Elsinga staan pijn en lijden zo centraal; niets is reëler dan dat, lijkt de kunstenaar net als Moring en De Wachter, maar dan op een beeldende manier, te willen uitdragen. Ook in eerdere werken gaat de kunstenaar 'de doornestruiken' niet uit de weg. Na de opnames van Springtime bleek Elsinga ruim dertig keer gestoken te zijn, hij moest direct afgevoerd worden naar het ziekenhuis. Componenten als lijden, zelfopoffering en martelaarschap zijn zo overduidelijk bepalend in het kunstwerk. Maar misschien is er wel meer. Met de afstand die hij creeerde door het gebruik van ouderwetse zwart-wit film, de verstilling van het moment en de bijna poetische manier waarop de bijen zich langzaam als een deken om de kunstenaar heen wikkelen, roept het werk ook gevoelens van mededogen op. Machteloos als we zijn, doet het werk een appèl op ons: je zou er als kijker ook tussen willen springen, hem er -met beschermend pak- tussenuit willen trekken en bevrijden. Misschien zit de kracht van het werk ook wel in de troostende component die zo, via de weg van mededogen, wordt toegevoegd.

Van mededogen kunnen we best nog wat extra porties gebruiken. De wachter pleit er voor dat we elkaar meer kunnen aansporen om onze 'echte verhalen' te vertellen. Die suggestie klinkt eenvoudiger dan de praktijk laat zien, het lijkt niet altijd direct in ons DNA te zijn gegoten. Maar er is hoop, we kunnen dit leren. Daar hebben we dan vaak wel een beetje hulp bij nodig. Her boek The Whole- Brain Child (2011) dat ik krijg aangereikt inspireert. Hierin laten hoogleraar klinische psychiatrie Daniel J. Siegel en kinder- en jeugdpsychotherapeute Tina Payne Bryson zien hoe het kinderbrein zich ontwikkelt en hoe je inzichten uit de neuropsychologie kunt toepassen bij het opvoeden. Het boek voorziet om te beginnen in verschillende strategieën om kinderen te leren om beter om te gaan met hun gevoelens. Het uitgangspunt is de verdeling van het brein in een linker- en rechterhelft. Die helften staan eigenlijk los van elkaar, ze doen allebei andere dingen. Je kunt die helften echter helpen om goed samen te werken. Dat is zelfs noodzakelijk. Je rechterbrein luistert naar je lichaam en naar andere delen en weet van grote gevoelens zoals wanneer je blij, dapper, bang of verdrietig bent. Het is volgens de auteurs belangrijk om zulke gevoelens aandacht te geven en er bijvoorbeeld over te praten. Je linker hersenhelft kan daarbij helpen door de gevoelens in woorden te uiten. Dan kan het hele brein als team samenwerken. Dit samenwerken wordt integreren genoemd. Er doen zich namelijk grote problemen voor wanneer de twee delen van ons brein niet geïntegreerd zijn en we onze ervaringen hoofdzakelijk vanuit een van beide kanten beleven. Emoties zijn bijvoorbeeld cruciaal als je een betekenisvol leven wil leiden, maar je wilt ook niet dat ze je leven domineren. Als je rechterbrein het over nam en je de logica van je linker brein negeerde, zou je het gevoel hebben te worden ondergedompeld in beelden, lichamelijke sensaties, een soort emotionele zee. Maar je wilt ook weer niet alleen je linkerhelft gebruiken en je gevoelens en persoonlijke ervaringen scheiden van logica en taal. Dat zou voelen alsof je in een emotionele woestijn woonde. Het doel is te voorkomen dat je in een emotionele zee of in een emotionele woestijn woont. We willen onze irrationele beelden, persoonlijke herinneringen en vitale emoties een belangrijke rol laten spelen, maar we willen ze ook integreren met die delen van onszelf die ons leven orde en structuur geven. Wanneer een kind een pijnlijke, teleurstellende of angstig moment beleeft, kan dat overweldigend zijn, met heftige emoties die het rechterbrein overspoelen. Als dat gebeurt, kunnen wij als ouders of verzorgers, de linker hersenhelft inschakelen zodat het kind gaat begrijpen wat er aan de hand is. Een van de beste manieren volgens de methode is door het kind te helpen het verhaal van de angstige of pijnlijke ervaring steeds opnieuw te laten vertellen. Zo kunnen linkerbrein en rechterbrein bij elkaar komen, zodat het kind wijs kan worden van de gebeurtenis. Wanneer een kind kan spreken, of op een andere manier zijn emoties weet te uiten, over de angsten en zorgen die hem of haar beheersen, werken de twee hersenhelften samen. Het linker brein wordt dan ingeschakeld door de details in een volgorde te plaatsen en de ervaringen te verwoorden (of op andere manier tot uitdrukking te brengen). Het rechterbrein wordt aangesproken doordat het moet terugkeren naar de emoties van het moment. Door op deze manier angsten en emoties te erkennen en te benoemen, kun je ze uiteindelijk temperen, is de aanname. De auteurs zien dit ook als een verklaring voor waarom het zo goed kan helpen om een dagboek bij te houden of over moeilijke ervaringen te praten met anderen. Om die reden is het belangrijk dat kinderen van alle leeftijden hun verhaal vertellen, want het helpt ze niet alleen om hun emoties en de dingen die in hun leven gebeuren te begrijpen, maar ook om op een evenwichtige manier te gedijen.

De Wachter spreekt in zijn optredens en in zijn boeken veelvuldig zijn verbazing uit over het feit dat hij en zijn collega’s het zo druk hebben en de toenemende patiëntenstroom eigenlijk helemaal niet aankunnen: "We zouden veel meer elkaars psycholoog moeten zijn", stelt hij dan ook vast. We moeten elkaar onze echte verhalen vertellen benadrukt hij. En dat zou niet moeten stoppen als onze kinderen groot zijn. We moeten dit blijven doen, misschien wel meer dan ooit, ook als we eenmaal grote kinderen zijn geworden. We moeten onze kwetsbaarheid tonen, is kortweg de uitleg van de Wachter. Zo kunnen we elkaar helpen om links en rechts met elkaar te verbinden, zo hebben we meer kans om de oevers van chaos en starheid te ontwijken en in een meer flexibele stroom van geestelijke gezondheid en geluk te leven.

Afbeelding: Jeroen Elsinga, Springtime, 2010.