Geïnspireerd door het idee dat in feite alles mogelijk was, zag ik in het werken met een plastisch materiaal de mogelijkheid om verdieping te vinden. Ik startte met het maken van beelden in klei. Klassieke waarden als massa, spanning, ruimte, beweging en balans waren belangrijk, maar vooral de plasticiteit maakt dat je op een eenvoudige manier vorm en concept kunt veranderen. Starten met een ‘klein idee’ betekende bewust beginnen met een onvoltooid concept. Zo konden nieuwe mogelijkheden aan het licht komen, het bekende moest onbekend worden, alvorens het omgekeerde te kunnen bereiken. Zo begon ik met het boetseren van een boom, toen ik ondertussen ook bezig was met het vormen van modellen voor zadels. Daaruit ontstond weer een werk met een bladerdak dat een wolkachtige vorm aannam, waarin ook lichaamsdelen te herkennen waren. Een schedel van klei veranderde onder mijn handen in een nieuw suggestieve vorm; vanuit een oogkas groeide een vogel en in de buiging van de vorm een hart. Zo’n uitkomst had ik dan niet vastgelegd in een schets, al werkende kwamen ze uit de verborgenheid. Zachtjes of juist heel uitbundig vonden er steeds transformaties plaats in mijn werk. Herkenbare of meer associatieve beelden begonnen te veranderen onder mijn handen; het proces taste steeds verder nieuwe wegen en mogelijkheden af. Reflecterend op de uitkomsten probeerde ik de verlangens, die mijn drijfveren richting gaven, te herkennen om ze vervolgens te stileren en uit te vergroten. Dit betekende ruimte laten voor het onderbewuste, maar wel verbonden blijven met een concept: systematische aanpak en intuïtieve benadering moesten elkaar blijven afwisselen om verder te komen. Zo ontstonden werken vanuit persoonlijke inzichten, research, en groeiend vakmanschap. Het ging erom steeds die onderzoekende houding te bewaren, zelfs tot het punt van verwarring, waarbij ik dan opgescheept zat met ‘problematische’ uitkomsten. De interruptie was dan nodig. Dan werd mij gewezen op de uiterste consequenties van een keuze, om zo te bepalen waar ik ‘stond’. Het onderbewuste moest een onderdeel zijn, maar niet de kern van een werk; ik probeerde me ervan te bedienen, maar het ging er niet enkel over.