'Hebzucht is uit, empathie is in'. Het is de eerste zin waarmee primatoloog Frans de Waal zijn boek Een tijd voor empathie (2015) begint. Hij betoogt dat met de verkiezing van president Obama (2008) en de financiële crisis een nieuw tijdperk gestart is, dat van de empathie. Weliswaar is onze samenleving gebaseerd op zelfzuchtige beginselen, er is ook een bindmiddel -empathie- dat gemeenschappen bijeenhoudt, is zijn stelling. Hij maakt in zijn boek duidelijk dat empathie in ons lichaam en in onze geest is verankerd en dat we door die aanwezigheid kunnen overleven. Naast 'het recht van de sterkste' is er volgens hem bij de mens ook sociaal, onbaatzuchtig gedrag. Zijn conclusie is dat dit gekoesterd en beschermd zou moeten worden nu de samenleving in toenemende mate gekenmerkt word door zelfzuchtig gedrag. Empathie geeft richting aan zo ongeveer alles wat een maatschappij doet functioneren: vertrouwen, altruïsme, samenwerking, liefde, liefdadigheid. "En toch slaagt onze samenleving erin empathie steeds verder in te dammen", verklaart vooraanstaand psychiater en neurowetenschapper Bruce Perry. Dat wij in het Westen zo hardnekkig vasthouden aan het tegenovergestelde -onafhankelijkheid en zelfstandigheid- zorgt er volgens Perry voor dat compassie op verliezen staat. "Het feit dat ‘afhankelijkheid’ nu het medische eufemisme is voor een verslaving, vat dit probleem goed samen," schrijft hij in zijn boek Born for love. Why empathy is essential and endangered (2010). De gedachte dat iedereen volledig verantwoordelijk is voor zijn eigen succes, zorgt er volgens Perry ook voor dat veel westerse landen de steeds grotere verschillen tussen arm en rijk blijven rechtvaardigen. En dat verschil draagt op zijn beurt óók weer bij aan minder empathisch handelen. Mensen zijn van nature makkelijker te bewegen om zich behulpzaam op te stellen als zij zich kunnen identificeren met een ander. Bij een grote kloof tussen arm en rijk, als de eilandjes waar Lyotard het over had, verder van elkaar afdrijven, bereik je eerder het tegenovergestelde: mensen gaan zich ook echt van elkaar afkeren. De realiteit is toch vooral dat we voornamelijk in staat zijn om empathie te voelen voor diegene waarmee we ons kunnen identificeren. Ons bewustzijn dat onze motieven aanstuurt kan onze bepaaldheid maar moeilijk ontstijgen, lijkt Perry te willen zeggen. En als het ons wél lukt om onszelf te ontstijgen, is het natuurlijk de vraag waar we op kunnen vertrouwen als het gaat om het vormen van een echt deugdelijke en goed oordeel. Volgens filosoof en cabaretier Tim Fransen is empathie vaak ook een belabberde gids bij het navigeren door het complexe morele landschap, dat stelt hij vast in zijn boek Het leven als tragikomedie (2019); "Het probleem is vaak dat het helemaal niet zo makkelijk is vast te stellen met wie we eigenlijk empathie zouden moeten voelen". Zo verwijst hij naar de inzichten van psycholoog Paul Bloom. In zijn boek Against Empathy. A case for rational Compassion (2016) begint Bloom met te definiëren wat empathie volgens hem is: je verplaatsen in andermans schoenen en voelen wat hij of zij voelt. Dit kan leiden tot allerlei deugden als behulpzaamheid en vriendelijkheid, maar volgens Bloom leidt empathie vooral tot irrationele keuzes. Mensen komen bijvoorbeeld graag direct in actie wanneer er dicht bij huis iets ergs gebeurt, in zijn voorbeeld een schietpartij op school. Aan de andere kant sluiten mensen vaak juist hun ogen voor grootschalige tragedies die verder van huis zijn, bijvoorbeeld de tragiek die Noord Afrikaanse bootvluchtelingen veelal overkomt. Rationeel gezien zou het verstandiger zijn om je in te zetten voor die alsmaar groter wordende groep vluchtelingen dan voor die ene schietpartij in de wijk, gezien het grote verschil in aantal doden. Net als Perry ziet Bloom dit niet gebeuren omdat het veel makkelijker is om empathie te voelen voor mensen die zowel geografisch als emotioneel dichter bij je staan. Uiteindelijk geeft Bloom in zijn betoog toe dat empathie moreel gedrag kan motiveren. Wel stelt hij dat empathie veelal wordt overgewaardeerd, het zou effectief handelen in de weg zitten. Het juiste alternatief is volgens hem bijvoorbeeld rationele compassie en objectiviteit. Deze zouden een veel betere gids zijn. Met die objectiviteit lijkt het vandaag de dag echter niet best gesteld. Volgens Harvey en Jameson heeft die pretentie in onze huidige tijd namelijk plaatsgemaakt voor een overheersende vrijblijvende subjectiviteit; er is niet maar een waarheid, maar iedereen heeft recht op zijn eigen mening. Onze tijd lijkt te worden gekenmerkt door de gedachte dat we onbelemmerd moeten kunnen leven, vooral hoe we zelf willen. Met het debat over wat deugdelijk is, blijkt vrijheid vaak als grootste winnaar uit de bus te rollen. Menigeen lijkt te weten dat het niet de taak van de overheid is om een visie uit te dragen over de manier waarop we met elkaar omgaan of wat fatsoenlijk is of niet. De overheid mag vooral niet te sturend zijn als het gaat om hoe we betekenis geven aan ons leven of over de manier waarop wij ons tegen elkaar dienen te gedragen. Zeker niet als het gaat over hoe, waar en wanneer we voorzien in onze persoonlijke behoeften, waar we dat sigaretjes opsteken, wel of niet een mondkapje opzetten, dat bepalen we toch zeker wel zelf.

Volgens Alain de Botton wordt onze Westerse samenleving dan ook gekenmerkt door een libertaire ideologie. Volgens dit denken zou er een scherpe scheidslijn moeten bestaan tussen gedrag dat aan de wet is onderworpen en gedrag dat onder de persoonlijke moraal valt. In dit gedachtegoed streven aanhangers naar zo veel mogelijk zelfbestuur en keuzevrijheid, met de nadruk op vrijheid, vrijwillige samenwerking en een voorrang aan individuele oordelen. "Aan deze terughoudendheid ten aanzien van inmenging in privéaangelegenheden ligt ten grondslag, en paradoxaal genoeg ook de specifieke vraag of iemand ooit in de positie zou kunnen zijn om precies te weten wat deugdzaam is", aldus de Bottom. Wat voor de een als vanzelfsprekend is, kan voor een ander beschouwd worden als een cultureel bepaald vooroordeel wil hij zeggen. Consequentie van subjectivisme heeft volgens Harvey en Jameson ook een bepaald waarden relativisme tot gevolg. Dat zou vervolgens weer kunnen leiden tot moeilijkheden in de op samenwerking gerichte samenleving. "Afkeer van een betuttelende of moraliserende overheid heeft er voor gezorgd dat morele vraagstukken zijn verbannen uit het publieke debat. De neiging het gedrag van anderen tegen het ligt te houden wordt in de kiem gesmoord door de te verwachten reactie: wie ben jij om me te vertellen wat ik moet doen?"

Sterren vangen
Stond saamhorigheid vroeger dan hoger in het vaandel? Het lijkt tegenwoordig voor menigeen veelal te gaan over het eigen welzijn en geluk, zelfs als dit ten kosten gaat van anderen stelt filosoof Charles Taylor vast. Dit komt volgens hem omdat het individualisme het moderne idee van authenticiteit, ofwel: echtheid, verkeerd heeft opgevat. Het individualisme kan ontaarden in egocentrisme en relativisme als er geen gedeelde waarden zijn, iedereen gaat dan zijn eigen gang en alle opvattingen zijn evenveel waard, waardoor onverschilligheid ontstaat. Dit leidt volgens hem tot het losraken van maatschappelijke verbanden. "Tegenwoordig zoekt men de bron van waarden enkel in zichzelf", constateert hij. Volgens Taylor verkeren we door deze houding in een morele crisis, omdat we niet meer beseffen dat veel van wat we waardevol vinden enkel kan bestaan in relatie met andere mensen. Taylor stelt dat we hierdoor vandaag de dag wel wat praktische leiding kunnen gebruiken; want vrijelijk op onszelf navigerend door het morele landschap lijken we steeds minder goed te kunnen beoordelen wat nou goed of fout is; op de spons die de horizon deed vervagen lijkt subjectivisme te staan gedrukt. De Bottom zoekt ook naar sterren aan de hemel, hij ziet ondanks dat hij zichzelf atheïst noemt, veel schoonheid en wijsheid in de christelijke verhalen en tradities. Het christendom is, ondanks secularisering, ook diep verbonden met de westerse cultuur. Als we er vanuit gaan dat we God zelf hebben verzonnen, zou het alsnog zonde zijn om het kind met het badwater weg te spoelen, is kortweg zijn uitleg. We hebben nog altijd aansporingen nodig om meelevend en rechtvaardig te zijn, zelfs al geloven we niet meer in een God die ons daartoe aanzet stelt hij; "We hoeven niet meer tot de orde geroepen worden met de dreiging van de hel of de belofte van het paradijs; we moeten er alleen aan worden herinnerd dat wij zelf het soort leven willen leiden dat ons in onze verbeelding ooit door bovennatuurlijke wezens werd opgelegd. We kunnen nog altijd en misschien wel meer dan ooit leren, maar ook troost halen, uit religies als het gaat om zaken als gemeenschapszin, ethiek en het opvoeden van onze kinderen", betoogd hij.

Afbeelding: Natasja Kensmil, 2010.